vrijdag 29 juli 2011

TEARS

they are so warm and they are honest tears they are so lonely tell you bout there pain there lonyliness there sorrow
and also bout their silience'bout their incompacibillity to escape yes bout al of the pain and of the pain

donderdag 7 juli 2011

Opgesloten in de kelderkast

De grote broer moest op zijn kleine zusje passen. Een rotkarwei vond hij dat. Dat kind zat vol met vragen en liep de hele tijd te zingen, terwijl hij juist rustig muziek wilde luisteren.
Vanavond maakte zij het wel erg bont, dat liep maar te zingen en wilde totaal niet luisteren. Hij ergerde zich groen en geel en kwam ineens op een idee. Een paar uurtjes in de kelderkast dat zou haar goed doen. Zou ze leren luisteren en hij zou rust hebben.
Hij riep zijn zusje en vroeg haar iets uit de kelderkast voor hem te halen. Goed hoor, antwoordde zij en vrolijk zingend liep zij naar de kast om een duw in haar rug te krijgen en daarna ging de kast dicht de sleutel werd omgedraaid en het werd donker.
Geschrokken draaide zij zich om probeerde de deur open te duwen maar hij ging niet open.
Zij riep haar broer maar er kwam geen antwoord en zij hoorde alleen de voetstappen die de trap opliepen. Zij riep nog een paar keer en sloeg en trapte verwoed tegen de deur die zij niet open kreeg. Na een tijdje gaf zij het op en ging met haar rug tegen de deur zitten.
Ze werd helemaal stil en trok zich helemaal in haar zelf terug gedachten vlogen rond in haar hoofd.
Na een wat in haar gevoel een eeuwigheid was stond zij op en taste de planken af. Ten eerste vond zij een pak koeken dat at zij helemaal leeg zich niet afvragend of het lekker was maar gewoon ze at ze op. Daarna ging ze de flessen die op de grond stonden bij langs en de enige fles fris die er stond dronk ze leeg en ook vond ze nog een zak snoep. Helemaal vol ging ze weer zitten met haar rug tegen de deur. Huilen deed ze niet dat had geen zin, dat zou niets uit maken. Net zomin het vertellen aan haar omi of opi. Nee, dat zou ook niet helpen ze moest gewoon de tijd in die kast zien uit te zitten.
Na een tijdje viel zij in slaap en toen haar broer eindelijk de deur opende viel zij achterover. Haar broer schold op haar omdat zij de koekjes en snoepjes voor die week helemaal had opgegeten en de fles fris soldaat had gemaakt. Zijn zusje keek hem aan en zei niets stond op en ging de trap op naar haar kamertje en naar bed. Eenmaal op bed kwam er ineens een glimlach om haar mond. Zij had buikpijn, erge buikpijn maar haar wraak was zoet. Hij zou toch de schuld krijgen dat wist zij en hij zou niets ertegen in durven brengen. Want dan zou hij moeten vertellen en uitleggen hoe het allemaal gebeurd was.
En juist dat zou hij van zijn lang zal zijn leven nooit doen. Zij viel in slaap met een lach om haar mond maar had s’ nachts de ergste nachtmerries.











dinsdag 5 juli 2011

Het meisje en haar hond

Het was een rare mix die hond een mix tussen een keeshond en een herdershond.
Een mooie lieve hond was het een grote hond.
Het meisje riep de hond bij zich kom Biebeltje Bobbeltjeskai wij gaan lopen. De hond kwam snel naar haar toe erg enthousiast om haar heen springend. Zij had het gevoel dat hij naar haar lachte en opgetogen lachte zij met hem mee. Haar beste kameraad, dat was hij.
Zij deed de deur open en huppelde naar buiten de hond liep vrolijk met haar mee.
Zij liepen door de nieuwbouw heen naar het boerenland en de wieken.
Daar wachtte haar zandbakkameraad op haar, zij gingen polsstok springen over de wieken heen.
Tenminste het was de bedoeling dat ze over het water heen sprong.
Zij kon het niet zo goed dat polsstok springen. Zij klom als zij gesprongen was lang niet hoog genoeg naar boven. Daarom gebeurde het telkens als zij bijna met haar voeten de overkant had bereikt, dat zij terug viel het water in. Dit keer was zij vastbesloten erover heen te komen.
Haar kameraad ging eerst en bereikte natuurlijk met het grootste gemak de overkant. Nu was de beurt aan haar. Zij nam een aanloopje, sprong en klom omhoog onder de wilde aanmoedigende kreten van haar kameraad. Haar hond blafte luid en sprong heen en weer. Zou zij het redden? Zou het deze keer lukken?
Zij redde het bijna. Zij lande met haar voeten aan de overkant en verloor haar evenwicht en viel met haar achterste het water in. Maar toch, het was bijna en haar voeten hadden de overkant gehaald.
Zover was zij nog nooit gekomen. Goed van jou: zei haar kameraad, de volgende keer gewoon blijven staan en je kunt het.
Zij glom van trots en aaide haar hond. Biebeltje Bobbeltjeskai verstarde plotseling in het haar armen en worstelde zich los.
Hij sprong bloedsnel naar het water en zij zag hoe hij iets dat in het water zwom te grazen nam. Hij kwam het water uit met zijn kop omhoog en schudde heel hard en snel zijn kop. Knap hoorde zij. Het meisje liep op haar hond af om te zien wat het was. Het bleek een gigantische rat te zijn. Een bizonrat, zij vond het zielig maar toch zij wist ook zo was haar hond dat kon zij hem niet afleren. Zachtjes zei ze tegen hem laat los, de hond keek haar aan en bromde eventjes maar gehoorzaamde haar.
Haar kameraad liep naar hen toe zag de rat en zei: man dat is fijn daar kunnen we tien gulden voor vangen.
Fijn dan gaan wij vanmiddag zwemmen want voor die tien gulden daar kunnen wij zat ijsjes en snoep voor kopen: zei hij blij.
Zij keek haar kameraad vol onbegrip aan tien gulden? Voor iets wat dood was?
Ja: zei hij, dan moeten wij dat beest wel inleveren bij meneer Diep weet je wel? Die zet altijd die vallen voor die ratten en hij heeft zijn hond speciaal geleerd die waterratten te vangen. Moet je kijken jij hebt jouw hond dat niet eens geleerd en hij kan het net zo goed.
Zij keek naar haar hond en zei: ja hij hé? Hij kan alles mijn Biebeltje Bobbeltjeskai. Hij is de mooiste en liefste he? Biebeltje? Ze ging op haar hurken bij de hond zitten en hield hem stevig vast haar geweldige hond ondertussen totaal de dode rat negerend.
Als haar zandbakkameraad die rat mee wilde nemen naar die man, haar was het best zij hoefde dat geld niet zij wilde ook niet naar het zwembad.
Het enige wat zij wilde was de gehele dag met haar hond samen zijn.
De hond leunde tegen haar aan en het voelde alsof hij haar begreep. Zijn staart zwaaide hard heen en weer en hij keek schuins naar haar omhoog en zij moest lachen. Een hele dag samen.

altijd anders

Je weet niet wie ik ben al denk je wel dat je mij kent gelijk als vele mensen.
En toch zal ik altijd anders zijn want ik voeg mij niet naar jullie wensen.
Verwachtingspatronen die omzeil ik zo goed en kwaad ik kan.
Nee ik vraag mij niet af of je blijft alleen zijn maakt mij niet bang.
Ik zwerf langs het boerenlaantje of langs de zee
Die weidsheid zoveel ik sta pal en het gaat door mij heen,
nog even ik laat alles acher en waai met de wind mee.
Ja altijd anders.